Hannie van Dalen tast haar verhaal af aan de hand van eindeloos veel lijntjes en
lijnen; ze tekent alsof ze in zichzelf praat. De balpenlijnen leveren haar een
systeem van orde, van innerlijke logica, waarbinnen ze alles vertellen kan.
Dat handschrift van talloze lijnen verraadt een gestage samenwerking tussen hand
en kalme verwachting. Hoe beladen het beeld van eenzame kinderlaarzen ook kan
zijn, bij Hannie zijn ze altijd ook vorm, vastberaden en stevig verankerd in de iets
stroperige nachtblauwe inkt van de balpen. De ruimte die wordt voorgesteld gaat
gelijk op met hoe de vele lijnen een heldere compositie afdwingen, zonder
hiërarchie, details bestaan niet, alles is hoofdzaak zoals in een goeie thriller ook
alles van belang is. Zo krijgt de afsnijding bij veel kleine tekeningen soms iets
onheilspellends; de horizon lijkt haar betekenis van ‘verte’ te verliezen en wordt
eenzelfde strook als de evenwijdig lopende ondergrond.
Hannie weet dat wat we kennen maar een fractie van de complexe wereld is, maar
waarin we, soms even, toch vormen onderscheiden. De lijnen en lijntjes zijn
constructies die de broosheid en het losse zand van gedachten houvast geven.
Maar het is evengoed een onderzoek naar hoe spanning ontstaat tussen het
materiaal en wat het zeggen wil. Het is niet alleen broos, roerloos en stil, de
tekeningen zijn ook stellig en onwrikbaar. En nergens worden de balpenlijnen een
illustratie van een gedachte; lijnen en verhaal groeien naar elkaar toe, hebben
elkaar nodig, zoals een weefsel draad voor draad de verbeelding van een verlangen
wordt. Een verlangen dat steeds op het punt staat te worden ingelost. Hannie toont
spanning, als een bal die ze probeert onder water te houden.